Uit hetzelfde onderzoek komt naar voren dat de woonomgeving, en vooral de sociale binding met de buurt, een nóg belangrijkere rol voor onze tevredenheid met het leven lijkt te spelen dan tevredenheid over de woning zelf.
Oost west, thuis best gaat blijkbaar niet alleen op voor de woning zelf, maar ook voor de buurt en haar bewoners. In het aangehaalde CBS-onderzoek is onder meer gevraagd naar de ervaren sociale cohesie, ofwel het subjectieve oordeel van bewoners over het contact met buurtbewoners. Bewoners die aangeven dat men elkaar in de buurt kent, de omgang met elkaar prettig is, men elkaar helpt, zich thuis voelt, ervaren per definitie een hoge sociale cohesie. En wat blijkt: van bewoners die in hun buurt een sterke sociale cohesie ervaren is 97 procent tevreden met het leven in het algemeen. Onder bewoners die de sociale cohesie in de buurt als gering ervaren, is maar 69 procent tevreden met het leven. Zou misschien ook daarom hetzelfde huis in een andere buurt een ander prijskaartje hebben?
Intussen maken we ons druk over de vraag waar de benodigde honderdduizenden woningen moeten worden bijgebouwd: binnen de bestaande bebouwde omgeving, of juist in het groen aan de randen van de stad. Maar als de bevolking straks tevreden wil leven, dan moeten we de buurt en de omgeving niet in de plannen vergeten. Het gaat uiteindelijk niet alleen om stenen stapelen, maar om het sociale cement dat er tussen zit. De vraag zou dus veel meer moeten zijn: hoe dragen de nieuw te bouwen buurten bij aan de tevredenheid van haar toekomstige bewoners? Hoe bouw je zo dat mensen elkaar blijven ontmoeten in hun buurt, dat de buurt een sociaal domein is en de buurt past bij zijn bewoners. Dat geldt voor buurten met lofts en microwoningen in de stad net zo goed als voor eengezinshuizen in het groen.
De stedenbouwkundige opzet kan daarbij helpen. Toevallige ontmoetingsplekken, verblijfsplekken met groen en veilige stoepen waar kinderen kunnen spelen, plekken waar ouderen zich veilig voelen en bewoners zichzelf kunnen zijn kunnen worden ontworpen. De sociale en fysieke wereld kun je zo op elkaar afstemmen dat je contacten stimuleert. De stedenbouwkundige opzet moet individuele vrijheid combineren met kansen op verbondenheid, sociale controle én individuele vrijheid faciliteren.
Als de gebouwde omgeving ons niet verleidt tot sociaal contact, dan verwatert het sociaal cement. Stedebouwkundigen, architecten, ontwikkelaars zullen daarom ook moeten debatteren over de vraag hoe woonplekken aan bewoners ruimte bieden voor sociale interactie die de cohesie versterkt. Binnenstedelijk of aan de randen van de steden, we worden gelukkiger als we binding voelen met de buurt.