Uit de jongste bevolkingscijfers van het CBS lijkt bevolkingsafname in Limburg minder sterk dan in andere krimpregio’s, maar van de groei die de Randstad doormaakt, is in het zuiden niets te merken. De bevolkingsafname blijft een demografisch gegeven. Er is dan ook geen enkele reden om terug te komen op het eerder ingezette krimpbeleid, dat inmiddels vruchten begint af te werpen. Zeker bij het beleid ten aanzien van de detailhandel, die los van de demografische krimp kampt met structurele vraaguitval en vraagverandering, lopen Limburg en vooral Stadsregio Parkstad voorop.
Spelregels
Krimpbeleid betekent niet dat er niets meer mag. Zo gaf de gemeenteraad van Heerlen enige jaren terug goedkeuring voor de bouw van het omstreden Maankwartier bij station Heerlen, om het centrum van die stad de nodige kwaliteitsimpuls te geven. In het vroegere no-go gebied verrijst inmiddels de zachte, dromerige architectuur van Michel Huisman. Een nieuwe demon is echter de winkelleegstand in stedelijke kernen en vooral de subcentra van de steden zoals in de wijk Heerlerbaan op het grensgebied van Heerlen en Kerkrade. Daar zet leegstand en het ontbreken van een passend voorzieningenniveau de leefbaarheid onder druk. Tijd voor politieke actie. Linda Steenland-van Tilburg werkt vanuit het programmabureau van Stadsregio Parkstad aan de retailaanpak in Zuid-Limburg, waarbij ze samen optrekt met de Westelijke Mijnstreek en Maastricht-Heuvelland. ‘De opgave ligt vooral bij winkels en kantoren. De SVREZL vormt de basis voor afspraken over hoe alle achttien gemeenten in Zuid-Limburg het aanbod en de verwachte vraag naar winkels, kantoren en bedrijventerreinen de komende jaren op elkaar gaan afstemmen. Samen hebben we inzichtelijk gemaakt waar nu en in de toekomst de kansen liggen. Daarnaast is een procesboom opgesteld met spelregels voor de vestigingslocatie voor nieuwe winkels waarin de winkelhiërarchie van koopicoon tot buurtcentrum leidend is.’
Dat leidde tot een geografische indeling in een hoofdwinkelstructuur van concentratiegebieden waar nieuwe investeringen zijn toegestaan en balansgebieden, waar in principe geen meters bij mogen komen (zie kaart). Niet intekenend op deze kaart maar wel degelijk existent, zijn zogeheten transitiegebieden waar de gemeenten op basis van de SVREZL op termijn ongebruikte meters gaan wegbestemmen op grond van voorzienbaarheid. ‘Algemeen leidend principe is dat er geen meter bijkomt tenzij er elders meters afgaan’, besluit Steenland-van Tilburg.
Grensoverschrijdend
Het mkb steunt de structuurvisie. ‘Wij werden als mkb geconfronteerd met een enorme leegstand en hebben geconstateerd dat wij als retailsector hier niet eigenhandig een antwoord op konden formuleren’, zegt MKB Parkstad-bestuurslid Frans Voncken. ‘Kortom: we hadden de politiek nodig’, benadrukt Voncken, tevens vicevoorzitter van de retailcommissie van MKB Limburg, in welke rol hij maandelijks aan tafel zit met gedeputeerde Hans Teunissen. Hij prijst de dialoog die afgelopen jaren op gang is gekomen. ‘Het is eigenlijk heel vreemd dat je als ondernemers hulp inroept van de overheid. Vroeger deden we alles zelf. Een sterke hoofdwinkelstructuur vraagt om een sterke marktmeester.’
Elke maand schuift Voncken aan bij een overleg op de burelen van Parkstad in het oude CBS-hoofdkwartier in Heerlen. ‘In een heel open structuur worden zaken gedeeld. Soms leidt dat tot direct resultaat, soms gaat het wat stroever. Wat in elk geval helpt is dat de Stadsregio Parkstad als gemeenschappelijke regeling niet politiek is. Zij heeft een regisseursrol en een blik die verder reikt dan de gemeentegrens.’
Planschade
Succes is daarmee nog niet gegarandeerd. Want aan een dergelijke restrictieve, planologische aanpak kleven uiteraard een aantal risico’s. Zo kan het nadelig uitwerken voor individuele eigenaren die buiten de economische hoofstructuur zitten. Zij kunnen naar de rechter stappen voor planschade. Dan zijn er nog de individuele gemeenten zelf. Wat als zij na een bestuurswisseling van gedachten veranderen, zeker nu de economie weer aantrekt? Het risico op planschade wordt echter geminimaliseerd via de eerdergenoemde voorzienbaarheid die met de structuurvisie wordt geregeld, legt hoogleraar bouwrecht Arjan Bregman uit, die als een van de adviseurs betrokken was bij de totstandkoming van de SVREZL. ‘Zodra je in een structuurvisie aanwijst wat er op een bepaalde locatie staat te gebeuren, hebben eigenaren en andere rechthebbenden nog een bepaalde tijd om hun huidige rechten te claimen op basis van het vigerende bestemmingsplan. In de jurisprudentie is uitgekristalliseerd dat die termijn van voorzienbaarheid ongeveer één jaar is. Daarna kunnen gemeenten een voorbereidingsbesluit nemen voor een ontwerpbestemmingsplan of een ‘veegplan’, waarin bestaande bouwtitels of bestemmingen als het ware worden weggeveegd, mits deze in de tussentijd niet geclaimd zijn. Een eigenaar of rechthebbende kan daarna proberen aan te kloppen bij de rechter, maar die zal zeggen dat passief een risico is aanvaard.’
Bestuursafspraken
Dan nog bestaat het risico dat individuele gemeenten toch weer op de solotoer gaan en zich laten verleiden door kraaltjes en spiegeltjes van grote retailers zoals bijvoorbeeld een grote buitenlandse outlet. Maar dan is gerekend buiten de bestuursafspraken die alle Limburgse gemeenten op 18 april 2016 met de provincie sloten en waarmee ze zich conformeerden aan de uitgangspunten van de provinciale structuurvisie (POL) waarvan de SVREZL de lokale doorvertaling is. Juist deze bestuursafspraak fungeert volgens gedeputeerde Hans Teunissen als juridische stok achter de deur voor eventuele dissidente gemeenten.
‘Uitgangspunt bij het opstellen van de provinciale structuurvisie is vanaf het begin geweest dat de regio’s zelf de thematische uitwerking opstellen en daarna uitvoeringsprogramma’s maken. Daarmee creëer je eigenaarschap en commitment, wat we belangrijker vinden dan een misschien op het eerste gezicht effectieve directieve provinciale aanpak. Mochten gemeenten er onverhoopt zelf niet meer uitkomen, dan kunnen we als provincie altijd terugvallen op de bestuursafspraken en via een reactieve aanwijzing of een inpassingsplan de gemeente onze doorzettingsbevoegdheid laten gelden. Ook als bestuur gewisseld is, hebben de bestuursafspraken juridische waarde. We hopen dat het niet nodig is.’
In het Advies ‘Grond, geld en gemeenten’ (2016) constateerde de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) anderhalf jaar geleden dat provincies hun rol bij het afstemmen van vraag en aanbod van kantoren en winkels onvoldoende hebben ingevuld. Kortom: de provincie heeft slappe knieën. Het lijkt een al te simplistische weergave van de realiteit. Of het tij begint te keren. De provincie pakt steeds vaker de regie naar zich toe, omdat de uitdagingen gemeentegrenzen overstijgen. De ene provincie doet dat nadrukkelijker dan de andere. ‘Het is niet onze stijl’, benadrukt gedeputeerde Hans Theunissen van de Provincie Limburg. Het primaat blijft wat hem betreft bij de gemeenten liggen. Maar de provincie speelt op de achtergrond wel een cruciale rol, zo ook bij de totstandkoming van de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL). Ook de Provincie Noord-Holland speelt vooral een rol op de achtgrond, en stuurt, als een goede ouder bij als het fout dreigt te gaan. Op de komende pagina’s leest u hoe beide provincies omgaan met overtallige winkelmeters, en hoe gemeenten in de lead blijven.