Voor iedereen met interesse in ruimtelijke ontwikkeling en vastgoed is eind 2017 het handboek ‘Zo werkt gebiedsontwikkeling’ verschenen. Friso de Zeeuw schetst hierin een compleet beeld van de wereld van gebiedsontwikkeling. Hij gaat op zoek naar het antwoord op de vragen: Waar gaat het over? Wie gaat erover? Waar gaat het mis? En wat heeft het ons opgeleverd? De Zeeuw neemt de lezer mee door de geschiedenis van gebiedsontwikkeling waarin zowel de bloeiende periode als de crisis aan bod komen. De Zeeuw focust vooral op de proceskant van het vak aan de hand van geslaagde en minder geslaagde projecten. Muggenziftende regelneven (juristen), figuurzagers (detail-ambtenaren), zelfkazende burgers en het bedevaartsoord voor ‘stadskabouters’ (Pakhuis de Zwijger) komen voorbij in de onderbouwingen van De Zeeuw. Misschien verwacht de lezer gepeperde uitspraken en ongezouten meningen, maar wat dat betreft heeft De Zeeuw zich weten te beheersen. Zoals de titel doet vermoeden is het handboek vooral informerend.
De Zeeuw: 'Uiteindelijk komt het allemaal neer op creatief ploeteren'
Ook voor de door de wol geverfde professional is ‘Zo werkt gebiedsontwikkeling’ waardevol. Het verhaal laat de theorie rijk illustreren met een veelvoud van Nederlandse en enkele internationale praktijkvoorbeelden waardoor het een feest van herkenning is. De lezer krijgt mee wat gebiedsontwikkeling behelst, maar ook wat het vooral níét is. Uiteindelijk komt het allemaal neer op creatief ploeteren zo schrijft De Zeeuw. Vooral tijdens de diepgaande crisis tussen 2008 en 2014. Gebiedsontwikkeling mag deze crisis volgens de leermeester dan glansrijk hebben doorstaan, toch heeft die periode groot effect gehad op het imago en de uitvoering van het vak. Nieuwe PPS-constructies zijn ontstaan en het ‘ontslakken’ is uitgevonden. Organische gebiedsontwikkeling en CPO (collectief particulier opdrachtgeverschap, red.) werden als mogelijke nieuwe leidende ontwikkelvormen naar voren geschoven. Maar De Zeeuw is er duidelijk over: gebiedsontwikkeling 1.0 – de planmatige variant – blijft de meest dominante vorm.
Toch is het handboek geen uitgeschreven geschiedenisles. Uiteraard spelen de lessen uit het verleden een belangrijke rol maar De Zeeuw geeft ook handvatten mee voor de toekomst en anticipeert op de mogelijke transitie in het vak. Onder meer de invloed van de Omgevingswet, de energietransitie, BIG-data en onze veranderende kijk op binnenstedelijk wonen, worden besproken.
Het handboek ‘Zo werkt gebiedsontwikkeling’ maakt zijn belofte waar, het is geen wetenschappelijk onderzoek maar De Zeeuw bezit de gave om het spel, de spelers en de (maatschappelijke) context van gebiedsontwikkeling in heldere taal uit te leggen. Op die manier geeft hij zijn kennis en enorme praktijkervaring, opgedaan in zijn functies in de publieke en private sector, door aan de jongere generaties.