Nog lang niet iedereen bij de gemeenten is zich bewust van de impact van de nieuwe wetgeving voor de fysieke leefomgeving. Daar is meer interne communicatie en experimenteren voor nodig.
Driekwart van alle gemeenten zegt de voorbereiding op de invoering van de Omgevingswet onder controle te hebben en heeft er vertrouwen in op tijd klaar te zijn. 15 procent vreest dat het meer moet doen.
In een enkele gemeente leidde het bericht dat de invoering opnieuw wordt uitgesteld even tot een lager urgentiegevoel en werd geopperd om minder geld voor de implementatie op te nemen in de begroting voor 2018. Vanuit de organisatie is er vervolgens voor gezorgd dat het proces niet onnodig zou vertragen.
Bij de meeste gemeenten is het inmiddels duidelijk dat er veel werk te verzetten is, en dat de tijd hard nodig is. Met veel werkzaamheden, verbeterslagen zoals digitalisering en cultuurverandering, zijn ze volop bezig, omdat daarvoor de invoering van de Omgevingswet niet bepalend is. Men geeft aan zeker niet achterover te gaan leunen, maar ‘gewoon’ door te gaan met de voorbereidingen. ‘Politiek, bestuurlijk en ambtelijk is afgesproken dat wij onze eigen koers volgen en ons niet te veel laten afleiden door wat in Den Haag rondom het wetgevingstraject speelt’, antwoordt een van de gemeenten.
Enkele gemeenten zien juist meer ruimte voor pilots waarmee nieuwe werkwijzen en werkprocessen kunnen worden getest.
Aandachtspunten
Als belangrijkste aandachtspunten noemen gemeenten onder meer het meekrijgen van medewerkers in de lijnorganisatie bij de omvangrijke veranderopgave en het vinden van goede trekkers daarbij op de afzonderlijke onderdelen. Sommigen betwijfelen of ze binnen de organisatie competent genoeg zijn om echt integraal afwegingen te maken en op basis daarvan te komen tot een visie met focus en keuzes. Hoe gaat de gemeentelijke regelgeving er straks uitzien?, vraagt een van de respondenten zich af. Komen er echt minder regels, wordt het wel overzichtelijker en eenvoudiger? Een aantal respondenten verwacht dat de regelgeving voor het stadscentrum en de vooroorlogse wijken nog wel strak zal blijven.
Oefenen met een andere manier van werken met meer ruimte voor initiatieven uit de stad: die komen centraal te staan, niet meer de regelgeving. De Omgevingswet stimuleert die werkwijze, die in een aantal gemeenten al was ingezet. Deze fungeert daarbij als stok achter de deur om aanpassingen in de manier van werken ook heel concreet handen en voeten te geven.
Van buiten naar binnen werken, de interne transitie naar een faciliterende overheid: dat wordt volgens meerdere respondenten de grote cultuurverandering. Dat zal naar verwachting veel onzekerheid met zich meebrengen, omdat er een nieuwe balans moeten worden gevonden tussen kwaliteit borgen en ruimte laten. Hoe moeten we ons organiseren om de samenleving in haar kracht te laten komen?, vraagt een van de respondenten zich af.
Verschillende gemeenten oefenen al of gaan oefenen met een omgevingsplan, met vergunningverlening nieuwe stijl en er zijn verschillende cultuurtrajecten. Leren van lopende pilots en mede op basis daarvan uitwerken van nieuwe pilots, wordt ook genoemd.
Bewustwording
Zeker niet iedereen binnen de gemeentelijke organisatie is zich bewust van de impact van de Omgevingswet, maar dat bewustzijn groeit wel, kunnen we concluderen op grond van de enquête onder gemeenten. Collega-medewerkers hebben meestal wel over de Omgevingswet gehoord, maar op de vraag of ze weten wat dat gaat betekenen voor de werkwijze, de houding en het gedrag, kijken ze elkaar zwijgend aan, horen we van meer dan één gemeente. De cultuuromslag is een geleidelijk proces dat tijd vraagt, is de constatering.
Onder meer door middel van roadshows, lunchbijeenkomsten, quizjes en websites proberen de ‘voortrekkers’ hun bestuurders, raad en collega-ambtenaren te informeren en bewust te maken van wat de nieuwe wetgeving gaat betekenen. De strategie is om de implementatie zoveel mogelijk te koppelen aan het dagelijks werk van de mensen die er mee te maken gaan krijgen. Dat zou als een olievlek moeten gaan werken. Sommige gemeenten verwachten dat bij het nadenken over en oefenen met de omgevingsvisie en het omgevingsplan meer inzicht ontstaat in wat er allemaal op de organisatie af komt en welk soort discussies moeten worden gevoerd. Experimenteren is dus erg belangrijk.
Ruggensteun
Over het algemeen voelen de Omgevingswet-specialisten bij gemeenten zich gesteund door het gemeentebestuur en krijgen ze ruimte en middelen om het veranderingsproces vorm te geven.
Bestuurders vinden het een ingrijpende en complexe verandering. Maar de wens is er om volgens de geest van de nieuwe wet te werken. Dat gebeurt vervolgens door als gemeente een impactanalyse of koersdocument te (laten) maken, door alvast te oefenen met eerder al de Crisis- en herstelwet, te experimenteren met bestemmingsplannen met een verbrede reikwijdte of mee te doen aan andere pilots. In een aantal gemeenten zorgt een bestuurlijke en ambtelijke stuurgroep voor borging van het proces in de organisatie.
Toch geven respondenten aan dat het nog zeker geen gelopen koers is, dat er voortdurend scherpte nodig is om de druk op de ketel te houden en de vaart erin.
Een enkele gemeente geeft aan dat er bestuurlijk momenteel minder prioriteit ligt bij de Omgevingswet vanwege begrotingsperikelen en de komende verkiezingen. Daar richten de betrokken ambtenaren hun ‘pijlen’ op het nieuwe college.
Dit is de eerste aflevering van de ROm Barometer Omgevingswet waarmee de redactie van ROm (een uitgave van Elba\Rec, tevens uitgever van Stadszaken.nl) meerdere keren per jaar peilt hoe het staat met de organisatorische en inhoudelijke veranderingen in het beleid voor de fysiek leefomgeving.
Deze peiling is gebaseerd op de voortgangsrapportage invoering Omgevingswet (derde kwartaal 2017) en vragen die wij zelf hebben gesteld aan de grotere gemeenten verenigd in de G32.