Dit is en bewerking van het artikel dat verscheen in Future City Magazine. Het hele magazine lezen? Vraag daarvoor eerst uw persoonlijke toegangscode aan.

In de steeds digitaler wordende stad kunnen fablabs en de afgeleide makerspaces een belangrijke functie vervullen, zegt Peter Troxler, als projectleider betrokken bij de allereerste Nederlands eerste fablab en tegenwoordig lector Revolutie van de Makersindustrie aan de Hogeschool Rotterdam, projectmanager van het Stadslab in Rotterdam en secretatis van stichting FabLabBeNeLux. ‘We moeten de smart city niet top-down benaderen. De gewone burger moet centraal staan. Veel mensen beseffen niet dat de smart city allang bestaat. We zitten er middenin. De vraag is hoe we de gewone burger kunnen empoweren zijn weg te vinden in een steeds digitalere stad. Omdat fablabs en makerspaces technologie laagdrempelig maken, zijn ze absoluut van toegevoegde waarde in de smart city.’

Het begon allemaal in 2001 op MIT (Massachusetts Institute of Technology) met een collegereeks van de geestelijke fablab-vader Neil Gershenfeld. Als onderdeel van het seminar ‘How to make almost everything’ zette hij het eerste fablab (fabrication laboratory) op met het idee studenten te laten experimenteren met nieuwe digitale apparatuur zoals 3D-printers, programmeringstools en computergestuurde freesmachines. Apparatuur die je zelf niet zo snel aanschaft, gezien de hoge kosten ervan. Het fablab-concept, een openbaar lab voor digitale fabricage, bleek zo’n succes, dat het zich razendsnel verspreidde over de hele wereld. Vandaag de dag zijn er ongeveer duizend fablabs, van Taiwan tot Ghana en van Nederland tot de Verenigde Staten. Daarnaast bestaan er nog talloze makerspaces die wel hetzelfde doel hebben als fablabs (technologie democratiseren), maar niet de naam dragen.

Nederland telt inmiddels ongeveer zeventig fablabs. In 2007 werd in Amsterdam het eerste fablab van Nederland geopend. Dit was een samenwerking tussen de Waag Society en Mediamatic. ‘Het belangrijkste doel van deze labs is het democratiseren van technologische kennis', benadrukt Troxler. Om deel uit te kunnen maken van het fablabnetwerk moet een maakplaats voldoen aan de voorwaarden in de door MIT opgestelde Fab Charter. Troxler: ‘Fablabs zijn verbonden in een mondiaal netwerk waarin cocreatie en kennisuitwisseling centraal staan. Om ervoor te zorgen dat de labs onderling uitvindingen en innovaties kunnen delen, dienen alle fablabs te beschikken over vergelijkbare apparatuur. Een van de Fab Charter-voorwaarden is dan ook een standaard set van apparatuur – een lasersnijder, CNC-frees, een 3D-printer, een foliesnijder en een elektronicahoek.’

Makerspaces

‘Echter, niet alle maakplaatsen willen voldoen aan de Fab Charter-eisen en sommigen vinden het fablab-concept ook te academisch’, vertelt Troxler. Zo ontstonden er ook maakplaatsen onafhankelijk van het fablab-netwerk: makerspaces. Vincent Wegener, co-founder van RDM Makerspace, gevestigd op de voormalig scheepswerf van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij in Rotterdam, legt uit: ‘Fablabs zijn vaak fysiek kleiner dan een makerspace en staan meer in het teken van digitale productiemethoden. Makerspaces daarentegen beschikken vaak over grotere industriële machines, zoals robotarmen en CNC-frezen.’ Volgens Troxler vallen de verschillen in de praktijk wel mee. ‘Beide maakplaatsen zijn gebaseerd op dezelfde filosofie: technologie beschikbaar maken voor een breed publiek. De manier van werken komt vaak ook overeen. Net als de apparatuur.’

Empoweren van smart citizens

‘Juist de educatieve rol is belangrijk’, vervolgt Troxler. Een groot deel van de maakplaatsen is dan ook ingebed in een onderwijs- of kennisinstelling. Bijvoorbeeld het Stadslab in Rotterdam, de technische werkplaats van de Hogeschool Rotterdam. ‘Aan het Instituut van Communicatie, Media & Informatiewetenschappen van de Hogeschool Rotterdam zitten veel opleidingen die studenten voorbereiden op beroepen waarin digitale communicatie en productie centraal staan. Om hen hiervoor klaar te stomen kunnen zijn in het Stadslab experimenteren met robotica, sensoren en open data. Ook niet-studenten zijn overigens van harte welkom in het Stadslab.’

Niet alleen in het Stadslab in Rotterdam zijn studenten en scholieren een belangrijke gebruikersgroep: ‘Wat je nu ook ziet is dat er een makerseducation beweging gaande is. Veel scholen tonen interesse in fablabs en makerspaces. En er wordt momenteel ook veel samengewerkt met bibliotheken om de jeugd kennis te laten maken met technologie’, voegt Troxler toe.

Maar er zijn ook coöperatieve maakplaatsen die vooral door professionals gebruikt worden. Kunstenaars, ontwerpers en ondernemers kunnen tegen betaling lid worden en gebruikmaken van de aanwezige apparatuur. Veel van dit soort maakplaatsen bieden ook cursussen en werk- of atelierruimte aan om in de kosten te kunnen voorzien. Denk bijvoorbeeld aan een cursus CNC-frezen of lasersnijden.

Aantrekken van bedrijvigheid

Naast het democratiseren van technologische kennis kunnen coöperatieve maakplaatsen ook nog een andere rol vervullen in de smart city. Troxler: ‘De aanwezigheid van fablabs en makerspaces kan werken als pull-factor om bedrijvigheid aan te trekken. Denk aan ontwerpers, kunstenaars, techstart-ups of databedrijven die zich nabij een fablab of makerspaces willen vestigen zodat zij gebruik kunnen maken van de apparatuur. Hiervoor lijkt vooral een rol weggelegd te zijn in de herontwikkeling van brownfields (voormalige industrieterreinen, red.).’

Een voorbeeld van zo'n coöperatieve maakplaats is RDM Makerspace in Rotterdam. Co-founder Wegener: ‘In de jaren negentig ging de Rotterdamse Droogdok Maatschappij failliet. Havenbedrijf Rotterdam kocht en renoveerde de voormalige scheepswerf. In 2009 startte de Hogeschool Rotterdam samen met de Technische Universiteit Delft hier een start-up incubator zoals YES!Delft in Delft. De incubator kwam echter niet van de grond. Mijn compagnon en ik werkten bij de incubator en kregen de kans hier een makerspace te starten. We wilden ons richten op iedereen die iets wilde maken en niet alleen op start-ups. De verwachting was dat hieruit weer bedrijvigheid zou ontstaan. In 2013 openden we de deuren van RDM Makerspace.’

En wat blijkt? RDM Makerspace stimuleert inderdaad bedrijvigheid op het terrein. Wegener: ‘We hebben nu ongeveer dertig leden en dat zijn vooral professionals: startende ondernemers en zzp’ers. Er zijn ook nog vijftig studenten die gebruikmaken van onze faciliteiten. Naast dat je lid kunt worden bij ons, kun je ook cursussen volgen. Zo hebben we bijvoorbeeld een Interet-of-Things (IoT) academy opgezet in samenwerking met KPN waarin we professionals leren werken met IoT. Ook hebben we RAMLAB opgezet met het Havenbedrijf Rotterdam en Innovation Quarter, waar we onderzoek doen naar grootschalig 3D metaal printen. Daarnaast hebben we een aantal kleine kavels tot onze beschikking die we onderverhuren aan startende ondernemers zodat ze zich hier relatief goedkoop kunnen vestigen en gebruik kunnen maken van de apparatuur. Zo kunnen ze klein beginnen en doorgroeien. We hebben nu al zes spin-offs: ondernemers die lid zijn geworden bij ons en nu hun bedrijfje elders op het RDM-terrein hebben. En daar is het Havenbedrijf blij mee want het verhuurt de hal hier. Op die manier helpen we elkaar.’