Het zijn nog indicatieve cijfers op basis van de eerste elf maanden van 2017.

De bevolking van Nederland is in 2017 opnieuw relatief sterk gegroeid. Net als een jaar eerder kwamen er per saldo ongeveer 100 duizend mensen bij, vooral door buitenlandse migratie. Inmiddels telt Nederland bijna 17,2 miljoen geregistreerde inwoners.

Enkele kleinere gemeenten rond de vier grote steden kregen er naar verhouding de meeste inwoners bij*, zoals Westland (+1.705), Haarlemmermeer (+1.305), Zaanstad (+1.142), Rijswijk (+1.062) en Lansingerland (+1.032).

Ook andere kleinere gemeenten rond de grote steden groeiden relatief hard in 2017. Dit geldt bijvoorbeeld voor Pijnacker-Nootdorp (+949), Waddinxveen (+995), Hendrik-Ido-Ambacht (+868), Diemen (+822), Weesp (+362), Bloemendaal (+353), Beemster (+267) en Haarlemmerliede en Spaarnwoude (+134). Veel van deze gemeenten groeien als gevolg van suburbanisatie vanuit de grote steden. Vooral het aantal jonge gezinnen dat wegtrekt uit de grote steden is in de afgelopen jaren gestegen. Terwijl de bevolking in 2017 landelijk met ongeveer 100 duizend inwoners vrijwel net zo hard groeide als in 2016, nam het aantal krimpgemeenten flink toe

In de Randstad groeide de bevolking in de meeste gemeenten, net als in 2016. Amsterdam kreeg er met ruim 11,5 duizend de meeste nieuwe inwoners bij. De hoofdstad wordt gevolgd door Den Haag (+6.648), Utrecht (+4.931), Rotterdam (+3.519), Almere (+2.852), Eindhoven (+2.549), Nijmegen (+2.416), Tilburg (+1.866), Westland (zie boven), Arnhem (+1.570) en Breda (+1.436).

Op de Veluwe groeiden vooral Ede en Barneveld, elk met ongeveer duizend nieuwe inwoners. Buiten de Randstad valt op dat niet alleen het gebied tussen Meppel en de Veluwe (grofweg langs de A28), maar ook Noord-Brabant veel bevolkingsgroei kent. Daar groeiden niet alleen de grote steden, maar ook veel kleinere gemeenten in de omgeving. 

De 297 groeigemeenten kregen er gezamenlijk 108,5 duizend inwoners bij.

Méér krimpgemeenten

In 91 van de 388 gemeenten is het inwonertal echter gedaald. Dat betekent acht méér krimpgemeenten dan vorig jaar. Het merendeel van deze krimpgemeenten ligt aan de randen van Nederland. Het gaat veelal om kleinere gemeenten.Terwijl de bevolking in 2017 landelijk met ongeveer 100 duizend inwoners vrijwel net zo hard groeide als in 2016, nam het aantal krimpgemeenten flink toe

Ook in Noord-Nederland concentreert de krimp zich aan de randen: in Noord-Friesland, Noord- en Oost-Groningen en Oost-Drenthe.

Ook in Limburg hadden veel gemeenten te maken met bevolkingskrimp, maar die was in de meeste gevallen minder sterk dan elders. Ook daar valt op dat de bevolking wel groeide in Maastricht en omliggende gemeenten.

In Zeeland concentreerde de bevolkingskrimp zich in Zeeuws-Vlaanderen en op Schouwen-Duiveland. 

De grootste krimpers (in absolute zin) waren: Noordenveld (-813), Heerlen (-353), Sittard-Geleen (-299), Cranendonck (-270), Pekela (-288), Midden-Drenthe (-268), Dordrecht (-215) en Venray (-198). 

De 91 krimpgemeenten van dit jaar verloren gezamenlijk ongeveer 7,5 duizend inwoners. 

Meer sterfte dan geboorte in bijna helft van gemeenten

De bevolkingskrimp aan de randen van Nederland komt vooral voort uit de vergrijzing, waardoor er meer mensen overlijden dan er baby’s worden geboren. Landelijk werden tussen 1 januari en 1 december 2017 bijna 20 duizend meer baby’s geboren dan er mensen overleden. Deze natuurlijke aanwas is echter niet gelijk over Nederland verspreid. In 188 gemeenten (49 procent) overleden er meer mensen dan er baby’s werden geboren. Van de 91 gemeenten waar het totale inwonertal daalde, hadden er 75 een sterfteoverschot.

In de noordelijke provincies, het oosten van Gelderland en Overijssel, Limburg en Zeeland hebben de gemeenten met een sterfteoverschot de overhand. In deze gemeenten wonen relatief veel ouderen en weinig vrouwen in de vruchtbare leeftijd. In het westen van het land zijn de relatief vergrijsde gemeenten vooral te vinden in het Gooi en langs de kust. De Noord-Hollandse gemeente Laren verloor in verhouding tot het aantal inwoners de meeste mensen door een sterfteoverschot (14 per duizend).Terwijl de bevolking in 2017 landelijk met ongeveer 100 duizend inwoners vrijwel net zo hard groeide als in 2016, nam het aantal krimpgemeenten flink toe

Groei vooral door migratie

Ruim vier vijfde van de bevolkingsgroei is afkomstig van buitenlandse migratie. Ofschoon nog niet alle gegevens voor het jaar 2017 zijn verwerkt, gaat het CBS ervan uit dat zich ongeveer 82 duizend meer mensen in Nederland vestigden dan er vertrokken. Dat aantal is vergelijkbaar met 2016.

De immigratie kwam met 233 duizend personen net iets hoger uit dan in 2016, terwijl de emigratie met 151 duizend iets lager uitviel. De samenstelling van de migratiestroom is wel veranderd

Vergeleken met 2016 vestigden zich in 2017 minder asielmigranten en meer arbeids- en studiemigranten in Nederland.

In de eerste elf maanden van 2017 schreven 16 duizend personen met een Syrische achtergrond zich in als inwoner van Nederland, bijna 10 duizend minder dan in dezelfde periode van 2016. Het migratiesaldo van personen uit Ethiopië (1,2 duizend), en uit Afghanistan, Iran en Irak (samen 2,1 duizend) was de helft lager dan in 2016.

In 2017 vestigden zich juist meer migranten uit Europese landen, Brazilië en India. Zo kwamen uit Roemenië, Bulgarije en de voormalige Sovjetunie (zoals Estland en Letland) samen per saldo ruim 10 duizend migranten (3 duizend meer dan een jaar eerder). Het migratiesaldo van Polen bleef ongeveer 9 duizend.

Terwijl de bevolking in 2017 landelijk met ongeveer 100 duizend inwoners vrijwel net zo hard groeide als in 2016, nam het aantal krimpgemeenten flink toe

Laag geboortecijfer, hoog sterftecijfer

Een veel kleiner deel van de bevolkingsgroei, bijna een vijfde, is afkomstig van natuurlijke aanwas (geboorte minus sterfte). Deze is al een aantal jaren laag. De eerste ramingen wijzen op een verdere daling: verwacht wordt dat in 2017 uiteindelijk 19 duizend meer kinderen geboren werden dan er mensen overleden. Het jaar daarvoor waren dat er nog 24 duizend. In het eerste kwartaal van 2017 was er zelfs een periode sprake van krimp: het aantal sterfgevallen lag toen 2 duizend hoger dan het aantal geboorten.

De lage natuurlijke aanwas heeft niet alleen te maken met een hogere sterfte dan in eerdere jaren, ook het aantal geboorten is naar verhouding laag. De verwachting is dat er in 2017 zelfs minder kinderen geboren zijn dan ten tijde van het vorige dieptepunt midden jaren tachtig. In 1983 werden iets meer dan 170 duizend kinderen geboren, op dit moment lijkt het erop dat dit aantal in 2017 niet wordt gehaald.

In de Randstad en steden veelal meer geboorte dan sterfte

De natuurlijke aanwas in Nederland vindt vooral plaats in de Randstad en in veel steden. Zo kreeg Amsterdam er alleen al door het geboorteoverschot ruim 5 duizend nieuwe inwoners bij. Ook in Utrecht, Almere en Den Haag werden aanzienlijk meer baby’s geboren dan er mensen overleden. In de stedelijke gebieden zorgt vooral de relatief jonge bevolkingsopbouw voor het geboorteoverschot.

Buiten de Randstad zijn er ook minder stedelijke gemeenten waar de bevolking groeit door natuurlijke aanwas. Het meest zichtbaar is dit in de gemeenten in de zogenoemde Biblebelt. In deze gemeenten krijgen vrouwen gemiddeld meer kinderen dan elders in Nederland. In verhouding tot het aantal inwoners was het geboorteoverschot met 15 per duizend inwoners het sterkst in Urk.

De regionale verschillen in de mate van vergrijzing zijn voornamelijk het gevolg van selectieve verhuisbewegingen van jongvolwassenen. Veel gemeenten aan de randen van Nederland verliezen ieder jaar jongeren die naar steden of de Randstad verhuizen voor een opleiding of werk.

Moederschap verder uitgesteld

Vooral jonge vrouwen krijgen nu naar verhouding minder kinderen dan enkele jaren geleden; zij zijn het moederschap weer verder gaan uitstellen. In vier jaar tijd is de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen gestegen van 29,4 naar 29,8 jaar. In de jaren daarvoor was deze leeftijd een tijdlang stabiel.

De huidige generatie vrouwen is bovendien relatief klein in aantal. In de jaren tachtig was het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd bijvoorbeeld groter, maar doordat zij het moederschap nog meer uitstelden dan de huidige generatie kwam het aantal geboorten vrijwel net zo laag uit als nu.

Bevolking blijft naar verwachting groeien

Voor de komende jaren verwacht het CBS dat de bevolking van Nederland nog doorgroeit, zowel door natuurlijke aanwas als door migratie. Over vijf jaar, in januari 2023, zal de bevolking volgens de CBS-prognose uitkomen op 17,5 miljoen mensen. Hier zitten wel onzekerheidsmarges omheen: er is een kans dat het inwonertal dan wat lager of juist wat hoger ligt.

 

*Alle genoemde cijfers hebben betrekking op de periode tussen 1 januari en 30 november.