Dit artikel verscheen eerder ROm#10 (oktober 2017).
Gratis een digitaal exemplaar ontvangen, vraag hier uw code op.
Zijn grotendeels autobiografische boek leverde hem bijna een proces op wegens belediging, aangespannen door oud-stadgenoten. Houdt hij van Lelystad? Jawel, Van Casteren koestert het Lelystad uit zijn verbeelding, zoals Van Eesteren het bedoeld had, en anders wel het erfgoed uit de ontstaanstijd, voor zover dat nog bestaat. Dat zijn boek onderdeel van het erfgoed is geworden, daar moeten ze in Lelystad blij mee zijn, vindt de schrijver. Want zonder verhaal geen stad. Op een Amsterdams terras vertelt Van Casteren zijn verhaal van Lelystad aan ROm en blikt ook vooruit.
Het begon met pek en veren, naar aanleiding van een interview krap 10 jaar geleden, waarin Joris van Casteren onaardige dingen zei over de stad waar hij opgroeide en zojuist een boek over had geschreven. Het woord ‘polderdistopie’ dat hij voor Lelystad gebruikte, kan weinig anders worden opgevat.
Zelf kijkt Van Casteren daar heel anders tegenaan. Hij beoordeelt een stad op een verhaal. Lelystad is anders geworden dan het aanvankelijk bedacht was. In de jaren tachtig ging het mis. Lelystad ondervond hinder van het snelgroeiende Almere, dat veel dichter bij Amsterdam lag. Om toch nieuwe bewoners te trekken, spande de nog jonge polderstad samen met Amsterdam. Dat riep een loket in het leven – Loket Lelystad – dat enkele reisjes Lelystad aanbood voor veelal gemankeerde gezinnen die de hoofdstad liever kwijt dan rijk was, in elk geval meer dan Lelystad kon verdragen. Van Casteren zat er middenin. Dat verhaal schreef hij op. En het werd tijd. Sterker: de schrijver en journalist meent zelf dat hij de stad ‘een ziel’ gaf, juist door het verhaal te vertellen dat ‘iedereen kent die in Lelystad is opgegroeid’ en de gemeente ‘op alle mogelijke manieren ontkrachtte of ontkende’.
Hij gaf de stad een narratief dat het miste. Campagnes als ‘Lelystad geeft lucht’ zijn niet aan hem besteed. Het echte verhaal is zoveel interessanter, meent romanticus Van Casteren. ‘Lelystad zou daar trots op moeten zijn’.
Landdrost
Vraag Van Casteren niet naar zijn mening over vernieuwing van het Stadshart onder supervisie van Adriaan Geuze, want hij kent het eigenlijk niet. De alweer oude nieuwbouw op de dijk (Bataviahaven) is hem niet ontgaan, maar hij keurt het af. Van Casteren verontschuldigt zich. Zijn moeder belt uit Lelystad. Bij omroep Flevoland zal Van Casteren nog dezelfde middag geïnterviewd worden naar aanleiding van het verschijnen van de jubileumeditie (met groen-gouden letters) van Lelystad. Pek en veren zijn er al lang niet meer bij.
‘Lelystad, bijna de jongste stad van Nederland, kent al drie generaties gebouwen’
Graag memoreert hij het verhaal van de ingenieurs van de RIJP (Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders), die het monumentale ontwerp van Cornelis van Eesteren voor Lelystad in opdracht van de Dienst Zuiderzeewerken van alle jolijt ontdeden. ‘Ik ben niet geïnteresseerd in een vormpje’, zou de landdrost hebben gezegd. ‘Lelystad is om in te wonen, niet om naar te kijken’, herhaalde het voormalig hoofd van de stedenbouwkundige dienst van de RIJP enkele jaren terug in een tv-uitzending van Andere Tijden. Mooi hoefde het niet te zijn.
De oude Agora
Interessant werd Lelystad des te meer, zodat er een boek over verscheen dat alweer zijn tiende druk beleeft. Als Van Casteren vanmiddag in Lelystad is, herinnert weinig hem nog aan vroeger. Zoals de oude bieb waar hij als jongen kwam en deel uitmaakte van de multifunctionele accommodatie ‘Agora’.
Die oude Agora, daar gebeurde het: een zwembad, een theater, een leeszaal: een alles-in-eenlocatie, héél erg Lelystad. De Agora was bij uitstek een plek waar iedereen kwam, maar moest onder het mom van modernisering verdwijnen, klaagt Van Casteren.
‘Na het uitkomen van het boek bezocht ik allemaal Lelystad-achtige new towns, zoals Albertslund in Denemarken. Daar geldt een sloopverbod. Als je daar bent is alles retro. Het is uniek, een soort openluchtmuseum. In Nederland doen we dat niet, omdat we denken dat we sociale problemen kunnen wegslopen. Kijk naar de Bijlmer. Ook in Lelystad is al veel gesloopt. De stad krijgt daardoor de kans niet om volwassen te worden. Voor de zoveelste keer wordt een nieuw concept uitgeprobeerd. Lelystad, bijna de jongste stad van Nederland, kent al drie generaties gebouwen. Daarmee wis je een collectieve herinnering uit. Je zegt eigenlijk dat die oude gebouwen nooit goed zijn geweest.’
Werkeiland
De eerste generatie gebouwen van het centrum zijn al grotendeels verdwenen en vervangen. De Agora werd het Agora-theater, en ook de ‘Waterwijzer’ bestaat niet meer, een gebouw op poten van DDR-achtige allure, waar de RIJP in de beginjaren belangrijke dossiers bewaarde. Asbest en leegstand waren voor de gemeente een motief om het gebouw enkele jaren terug tegen de vlakte te halen. ‘Belachelijk dat ze dat gedaan hebben. Veel mensen in Lelystad vinden dat ook.’
Van Casteren pleit voor het behoud van ‘essentiële bouwwerken’, die het ‘verhaal van Lelystad vertellen’, zoals het oude Lelystad-Haven, met het werkeiland en daarop de in rode bakstenen opgetrokken dijkhuisjes van de eerste werknemers van de Dienst Zuiderzeewerken. ‘De gemeente wilde hier een grote woontoren bouwen. Dat is gelukkig niet doorgegaan. Lelystad-Haven is een museum, dat het verhaal van Lelystad ademt. Maak er een Lelystad-museum van.’
‘Als adviseur zou ik enkel pleiten voor dingen die waarschijnlijk veel te duur zijn.’
Ultieme new town
Als iets geleerd kan worden uit het verleden, is het dat maakbaarheid haar grenzen heeft. En Van Casteren wil het gemeentebestuur behoeden voor al te wilde plannen, een volgende sloop- en bouwronde, nieuw cultuuraanbod. ‘Amsterdam ligt 30 minuten verderop, daar is alles.’
Lelystad moet niet doen alsof het een normale stad is. Lelystad is een new town. Veel meer new town nog dan Almere benadrukt Van Casteren. Hij vindt dat de stad dat imago van new town veel dichter naar zich toe moet trekken. Te beginnen bij het binnenhalen van het International New Town Institute (INTI, ooit in Almere gevestigd, maar volgens Van Casteren was dat geen goed huwelijk). Een locatie heeft hij al op het oog: Het Smedinghuis van architectenbureau Du Pon en Van Mour (dat ook het CBS-kantoor in Voorburg ontwierp), een monument uit de ontstaansfase van de stad, dat in tegenstelling tot de Agora en de Waterwijzer wel de sloopkogel bespaard bleef, en na een brand uit de as herrees.
Rust en ruimte
Van Casteren is met Lelystad vergroeid en hij neemt niets terug van wat hij ooit over Lelystad gezegd heeft. ‘Het is een treurig verhaal, slapstick bijna. Maar Lelystad heeft ook veerkracht. In vergelijking met de jaren tachtig staat Lelystad er fier bij. Toen ik in Lelystad opgroeide, waren de bossen nog een soort streepjescode. Dat zijn nu volwassen bossen geworden, en daarmee wint Lelystad aan authenticiteit. Dat gun ik de gebouwen van de stad ook, dus hou op met slopen.’ Problemen concentreren zich vooral in de wijken waar in de jaren negentig met ‘Dexia-hypotheken’ massaal huurwoningen zijn verkocht, aan mensen die eigenlijk geen woning zouden moeten kopen. Maar op veel plekken is het leven goed. ‘Mijn vader wil helemaal niet dat het anders wordt. Die zit niet te wachten op nieuwe ontwikkelingen, die wil rust. Ook als ik andere mensen in Lelystad spreek, komen die twee woorden telkens terug: rust en ruimte. Ik begrijp daarom ook niet waarom Lelystad zo blij is met die luchthaven, als dit ten koste gaat van die rust. Nergens zo dicht bij de Randstad heb je een plek met zoveel rust en ruimte.’
Jan Jager