De provincie Zuid-Holland was overigens niet de eerste. Vorig jaar nog opperde de gemeente Amsterdam in haar woonvisie 'Koers 2025' dat door het verlagen en versmallen van de Gooiseweg (die pakweg loopt van station Amstel tot de Bijlmermeer) ruimte zou ontstaan voor de bouw van 2.500 woningen, waarvan 1.500 grondgebonden huizen in de gemeenten Diemen en Ouder-Amstel. Het stuitte echter op bezwaren, waaronder door de geldene parkeernorm, die een dusdanige verdichting niet zo toestaan.
Maar de woningnood blijft onverminderd groot. Dus gaf gedeputeerde Adri Bom-Lemstra van de provincie Zuid-Holland opdracht voor een quick-scan waaruit volgde dat er in Zuid-Hollandse steden 400 kilometer 'overgedimensioneerde wegen' liggen die in theorie gedeeltelijk bebouwd zouden kunnen worden, en daarmee de huizenhonger gedeeltelijk gestild.
Het gaat om wegen in de bebouwde kom, waar binnen twintig meter aan een van de wegzijden geen bebouwing is. 'Soms bieden alleen de aangrenzende bermen al voldoende ruimte voor woningbouw, aldus Barend Jansen, die de handreiking 'Verstedelijking en Verkeersruimte' voor Zuid-Hollandse gemeenten schreef.
‘Tot nog toe keken we vooral naar inbreidingsmogelijkheden naar in ongebruik geraakte kantoren- en bedrijvenlocaties, groene ruimte en/of recreatieruimte. Maar de ruimte die op deze locaties beschikbaar is, is niet afdoende om in de vraag naar nieuwbouwwoningen te kunnen voorzien. En bij het volbouwen van groen- en recreatiegebieden wordt waardevol groen onttrokken. De verkeersruimte is tot nu toe vaak over het hoofd gezien als alternatieve woningbouwlocatie. Als we slechts 30 procent van de 400 km brede wegen benutten, komt er al ruimte vrij voor tussen de 15.000 en 25.000 nieuwe huizen.’
Sprawl repair
Vanwege de grote woningvraag is verdichting onontbeerlijk, benadrukt Jansen. De huidige stedenbouwkundige structuur met door brede stadswegen omsloten wijken laat daarentegen bijna een suburbane beeld zien. Door de wegen te versmallen en de wegzijden gedeeltelijk te bebouwen, komt de door de provincie gewenste verstedelijking tot stand.
De provincie Zuid-Holland spreekt plastisch van sprawl repair: het ombouwen van suburbane wijken naar stedelijke wijken en van suburbane wegen naar stedelijke straten.
Ander voordeel van het 'afwaarderen' van de brede stadswegen is dat automobilisten op stradstraten minder hard rijden, stelt Jansen. Bovendien: de stadswegen vormen een barrière tussen wijken, terwijl stadstraten juist wijken met elkaar verbinden. En waar bermen vooral kijkgenot zijn voor automobilisten en er geen mensen komen, kunnen stadsstraten ook verblijfsplaatsen zijn, plekken voor sociale interactie, aldus Jansen.
Een plausibel verhaal, zo op het eerste gezicht. Toch blijven er vragen. Die legden we voor aan onderzoeker Jansen:
1. In de handreiking wordt de berm ‘onbestemd groen’ genoemd. Maar is de berm niet ‘openbaar groen’?
‘Als je vanuit het perspectief van de automobilist kijkt, is er geen reden om de bermen te transformeren. De groene bermen maken het uitzicht voor de automobilist aantrekkelijk. Maar een berm is geen kwalitatief hoogwaardig groen waar mens en dier rust kunnen vinden in de stad.
'De handreiking gaat om een andere manier van kijken naar de verkeersruimte. Dan zie je dat asfalt, bermen, ventwegen en parkeerstroken veel ruimte innemen in de stad. De (auto)verkeersruimte werpt een barrière op tussen wijken. Mensen kunnen deze gebieden ’s nachts als sociaal onveilig ervaren. De verkeersruimte lokt minder uit tot lopen en fietsen. Deze nadelen maken dat je op een andere manier naar deze omgevingen, inclusief de bermen, gaat kijken.'
2. Is er nog plaats voor bomen in deze visie?
'Bomen die in de berm staan hebben absoluut een kwaliteit die behouden moet worden. Dat is ook goed mogelijk wanneer er omheen wordt gebouwd. Dat hebben bouwkundestudenten van TU Delft na studie laten zien. Een andere optie is het verkeer naar één kant brengen. Zodat er aan de andere kant ruimte voor aaneengesloten (kwalitatief hoogwaardig) groen is, in plaats van een brede middenberm.’
3. Hoe willen jullie steun verwerven voor deze vorm van stedelijke verdichting?
‘We kunnen alleen steun vanuit de bevolking krijgen als we hen de keuzedillema’s voorleggen waar we als overheid voor staan. Dat gaat over de groei van het aantal woningen die ergens een plek moet krijgen. En wat voor consequenties de verschillende keuzes hebben.'
'Uit de Woontest blijkt dat er in Rotterdam en Den Haag vraag is naar een stedelijke leefomgeving met middelhoge woondichtheid. Dus levendige buurten, maar niet té druk. Aan die vraag wordt nu niet voldaan. Maar stedelijkheid creëren gaat niet alleen met de bouw van huizen. Daar zijn ook stedelijke straten en functiemenging voor nodig. Het zou mooi zijn als - tegelijkertijd met de woningbouwopgave - de wijken in transformatie een kwaliteitsimpuls krijgen. En dat we daarmee weilanden, stadsgroen, sportvelden en volkstuintjes kunnen sparen. En mogelijk dat we kunnen bijdragen aan de beperking van de filedruk.’
4. De provincie zegt dat een afstand van 5 meter van de weg af voldoende is om een huis te bouwen. Waar is dat op gebaseerd?
‘Vijf meter kan voldoende ruimte zijn. Bouwkundestudenten van de TU Delft maakten ontwerpen die laten zien dat er veel meer mogelijk is dan traditioneel wordt gedaan. Woningen van bijvoorbeeld drie meter diep, tien meter breed en drie verdiepingen hoog komen in de vooroorlogse voorraad ook al voor. Mensen hebben er veel geld voor over om vooroorlogse huizen te wonen. Wellicht zijn ze ook geïnteresseerd in nieuwe woningen met dezelfde opzet. Niet iedereen wil per se een standaard tweekapper met een tuintje en een auto voor de deur. Met dat soort woningen is het onmogelijk om stedelijkheid te creëren.’
5. Is stedelijkheid een doel?
'Als dit een synoniem is voor verdichten, Ja. Van suburbane wegen naar stadsstraten. Van het autorijden auto naar lopen, fietsen en ov-gebruik. En gedreven door een veranderende woningvraag: geen slaapstadjes meer, maar levendige woonmilieus. Waarmee het open landschap ook nog behouden blijft. Geen wonder dat bij de stedelijke verdichtingsopgave niet meer de waaromvraag wordt gesteld. Maar juist de hoe-vraag. De provincie Zuid-Holland laat een mogelijk alternatief zien.'