De term wordt al regelmatig gebruikt, maar houdt zich toch vooral op onder een bepaald type insiders. Ten eerste benadrukt mijn eigen Amsterdamse wethouder Eric van der Burg vaak: 'We bouwen geen woningen, maar we maken stad!' Hij doelt daarmee vooral op functiemenging. Want een stad is geen voorraad woningen, maar een diverse, veranderlijke potpourri van woningen, kantoren, bedrijven, restaurants, scholen, zorgcentra, massagesalons, opslagplaatsen en wat al niet meer. Meestal geldt: hoe rijker die menging, hoe populairder het gebied. Van der Burg wijst daarmee terecht op onze opdracht om van nieuwe wijken volwaardig stad te maken. Stadmaken dus.

De term wordt ook vaak gebezigd door bijvoorbeeld de Utrechtse socioloog Frans Soeterbroek, een van de redacteuren van het boek ‘Het Nieuwe Stadmaken.’ Hij legt met ‘stadmaken’ de nadruk op ontwikkelprocessen met een vanzelfsprekende rol voor kleine of niet-commerciële spelers zoals burgers, eenmanszaken, stichtingen of coöperaties. Erg belangrijk hierbij is dat ‘stadmaken’ een werkwoord is. Mede daarom is ‘stadsontwikkeling’ geen geschikt alternatief: dit woord doet vooral denken aan machtige gemeentelijke diensten met dezelfde naam die samen met grote marktpartijen de ontwikkeling van de stad dicteren. Het is het soort ontwikkeling dat burgers ondergaan, in plaats van dat ze het mede vormgeven. Het is de maquette, en niet de dialoog, die deze manier van werken uitdrukt.

Een goede stad ziet haar burgers echter niet alleen als consumenten, als kopers van huizen van verre ontwikkelaars of als koffiedrinkers op terrassen van multinationals. Niet voor niets is het woord ‘participatiesamenleving’ in zwang geraakt. Sommigen leggen dat cynisch uit als ‘zoek het zelf maar uit’, maar het begrip bevat ook veel goeds. Het drukt een samenleving uit waarin zoveel mogelijk mensen bijdragen aan de ontwikkeling ervan en waar bewust vrije ruimte en een gelijk speelveld voor worden georganiseerd. Je ‘maakt’ je stad, door actief bewoner te zijn, in een zelfbouwcollectief te zitten, door te ondernemen, mee te bepalen in open planprocessen, door je buurvrouw te helpen. Duizenden malen vermenigvuldigd levert dit een fijnmazige stad op in fysieke én sociale zin, via talloze vitale menselijke verbindingen die de stad maken tot iets waardevols van en voor iedereen.

‘Stadmaken’ vangt dus drie belangrijke waarden in één woord: de menging van functies, de combinatie van fysiek en sociaal, en een ontwikkelproces dat open staat voor lokale partijen. Laat ‘stadmaken’ daarom uitgroeien tot normale taal van veel meer mensen, want stadmaker zijn we allemaal. Zodat een volgende generatie over sommige goede praktijken van begin 21e eeuw zegt: ‘Dat was stadmaken avant la lettre.’

Martin van der Maas
Planoloog bij de gemeente Amsterdam