Het Omgevingswet-project valt per heden onder verantwoordelijkheid van BZK-minister en vice-premier Kajsa Ollongren (D66). Daarmee voert niet langer een vakminister de regie over de implementatie van de wet, maar een bestuursminister. Zo wordt recht gedaan aan de opgave die komende jaren voor ons ligt. Die is namelijk niet primair inhoudelijk van aard, maar vooral een bestuurlijk-organisatorische opgave.

Ruimte voor maatwerk, minder regels en meer participatie met een grotere rol voor de burger en ondernemer in het proces vraagt een andere manier van handelen van de gemeentelijke organisatie. Wat blijkt is dat de huidige organisatie- en bestuursvormen  hier onvoldoende op geëquipeerd zijn. De gemeentelijke organisatie dient op de leefomgeving en de opgaven in de stad gericht te zijn. Het huidige verkokerde dienstenmodel en de kloof tussen beleid en uitvoering zijn niet meer toereikend.

In sommige gemeenten wordt al geëxperimenteerd met opgavegericht werken en sturen. Deze richting is goed, maar de invoering van de Omgevingswet vraagt nog meer, namelijk responsiviteit en wendbaarheid. Dit betekent een verdere doorontwikkeling en innovatie ten aanzien van de organisatie en besturing. De raad, het college en de ambtelijke organisatie staan voor de uitdaging hun rol anders definiëren en in te richten. Dit gaat bijvoorbeeld over de vraag waar de raad nog wel en niet over besluit.

Slechts 20 procent van de invoering betreft de technische, ‘harde’ kant. Het overgrote deel gaat over een fundamenteel nieuwe manier van werken, een andere manier van denken, andere vaardigheden en een cultuurverandering. Inbedding van deze aspecten binnen de organisatie vraagt om het écht anders doen, niet om het verbeteren van het bestaande. Het is een nieuwe manier van werken die moet worden ‘uitgevonden’. Juich vernieuwing en anders denken toe. Het is een proces waar de kracht van innovatie tot uitdrukking komt. Niemand weet hoe het precies moet. Het is pionieren. Het is een ontdekkingsreis die overheid en samenleving samen moeten vormgeven. Hiervoor is inspiratie nodig. We moeten onze blik verruimen naar de ontwikkelingen die buiten plaats vinden, in dialoog met de stad gaan.

Er bestaat geen blauwdruk die standaard toegepast kan worden: de vragen van de leefomgeving en de opgaven verschillen per gemeente en dientengevolge is ook een andere invulling nodig. Wel zien wij in de basis een drietal factoren bijdragen aan de succesvolle realisatie van innovaties én de benodigde transformatie:

1) Beschouw de opgave van de invoering van de Omgevingswet als innovatie

Accepteer dat de vraagstukken van overmorgen niet meer beantwoord kunnen worden met de werkwijze van vandaag. Juich vernieuwing en anders denken toe. Werk met experimenten en proeftuinen, zowel in de fysieke omgeving, als in werkvormen.

2) Gebruik ‘friskijkers’ en ‘scherptemakers’

Laat je inspireren. Verruim je blik, van buiten naar binnen. Wees nieuwsgierig naar wat technologische, ecologische en maatschappelijke ontwikkelingen kunnen beteken voor de stad, de leefomgeving en de mens. Gebruik intern vooral medewerkers die minder dan twee jaar in dienst zijn of weinig ervaring hebben met de fysieke leefomgeving, of in andere sectoren hebben gewerkt.

3) Start in de geest van de Omgevingswet

Het denken is sterk vanuit het geheel en het collectief. Betrek burgers, ondernemers en andere instanties in de zoektocht. Verken ieders betekenisvolle bijdrage aan het geheel en de rol die de gemeente daarin kan spelen.

De Omgevingswet gaat over een fundamenteel andere manier van werken. Kortom: om organisatie-innovatie.

Drs. Oscar van Opstal MRE en drs. ir. Nienke Teunis zijn respectievelijk Associate Partner en Associate Consultant van Fakton en gespecialiseerd in strategie-, innovatie- en organisatieontwikkeling in de vastgoedsector.