Veel betonnen infraproducten zoals straatstenen, tegels en banden zijn na verloop van tijd aan vervanging toe. Natuurlijk kun je twisten over de vraag in hoeverre verharding in alle gevallen nodig is, maar zeker voor stedelijke omgevingen lijkt verharding onmisbaar. Om problemen met waterafvoer te voorkomen, wordt inmiddels volop geëxperimenteerd met open bestrating-typen. Maar dit alles staat los van de vraag hoe je de betonketen zélf verduurzaamt.
Circulair en CO2-arm
Onder de noemer ‘Betonketenoverleg’ zijn inmiddels elf netwerken actief in het land, waarin overheden en producenten afspraken maken over de verduurzaming van de betonketen. Initiatiefnemer Daaf de Kok: ‘Duurzaam beton is wat ons betreft CO2-arm en circulair. Per regio proberen we producenten, slopers, infrabedrijven én overheden bij elkaar tafel te krijgen om samen afspraken te maken over de CO2-reductie bij de productie van beton en circulariteit.’
De Kok baseert zich op de circulariteitshandreiking van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), die meerdere niveaus van hergebruik onderscheidt. ‘Bij beton bestaat feitelijk geen afval, alles kan worden hergebruikt. Maar de mate waarin beton wordt hergebruikt, kan beter.’
Secundaire grondstof
Commercieel directeur Rinke Veld van betonproducent Struyk Verwo Infra (SVI) wil zoveel mogelijk oud beton in nieuwe betonproducten verwerken. Maar de continue beschikbaarheid van ‘secundaire grondstoffen’ is vaak een probleem. Daar heeft SVI wat op gevonden. Veld: ‘Wij zamelen oude bestratingsmaterialen zelf in, breken het en bouwen dit om naar een nieuwe gecertificeerde grondstof’. Inmiddels gebruikt Struyk Verwo Infra ook andere secundaire grondstoffen zoals kalkkorrels, ecogranulaat, AEC-granulaat en spoorballast.
Maar er zitten ook technische beperkingen aan de hoeveelheid secundaire grondstof die in een betonproduct kan worden gestopt. ‘Een zo hoog mogelijk percentage vervanging is ons doel, maar helaas zijn secundaire materialen minder hard dan grind. Om aan alle sterkte-eisen te voldoen, zou daarom extra cement aan de mengsels moeten worden toegevoegd. Dit heeft weer nadelige gevolgen voor de CO2-footprint, die is uitgedrukt in de Milieu Kosten Indicator (MKI). Het gaat om het vinden van de juiste balans’.
Certificatie
Inmiddels stelt het Betonketenoverleg aan gemeenten een moederbestek ter beschikking waarin standaarden zijn opgenomen ten aanzien van de circulariteit en de milieukostenindicator van betonnen bestratingsmateriaal. Maar dat is nog geen garantie dat toegezegde prestaties ook in de praktijk worden gerealiseerd, weet Jan Klapwijk, unitmanager infrastructuur van certificeringsinstituut KIWA. ‘Twee keer vroegen opdrachtgevers ons om te controleren of opgegeven duurzaamheidsprestaties van een aannemer in de praktijk ook werden gehaald. Dat bleek niet het geval.’
Om daar meer zekerheid over te verschaffen, hebben opdrachtgevers en producenten van betonnen bestratingsmateriaal besloten tot certificatie van duurzaamheidsprestaties. De regels hiervoor zijn vastgelegd in de beoordelingsrichtlijn (BRL) K11002.
Objectiviteit
‘Doel van bovengenoemde richtlijn is opdrachtgevers zo objectief mogelijk te informeren over duurzaamheid’, zegt Veld van Struyk Verwo Infra. ‘KIWA staat daarbij garant voor deze objectiviteit en is ook verantwoordelijk voor de uitvoering met periodieke controles op het productieproces.' Jan Klapwijk: ‘Belangrijk om je te realiseren is dat wij in beginsel geen mening hebben over de vraag wát duurzaam beton is. Wij toetsen slechts wat tussen opdrachtgevers en producenten/leveranciers van betonnen bestratingsmateriaal is afgesproken. Het is daarbij overigens niet de bedoeling dat er onrealistische eisen worden gesteld. Producten moeten natuurlijk ook aan de gangbare technische eisen blijven voldoen. Daar zijn wij wel alert op.’
Veld: ‘Uiteraard is ervoor gezorgd dat de BRL aansluit op het moederbestek van het Netwerk Betonketen. Wij verwachten dat deze richtlijn aansluit op de behoefte van opdrachtgevers en het voor iedereen mogelijk maakt om te werken met duurzaam beton.’