De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereni­ging (KNNV) trekt aan de bel. 'Wij zien dat bewoners graag groen in hun omgeving hebben, maar tegelijktijd staan natuurwaarden onder druk en worden woonomgevingen vaak niet klimaatproof ingelicht', aldus Van Poelgeest. 

'Wij zien nog steeds dat gebouwen en terreinen zeer natuuronvriendelijk worden ingericht. Verstening rukt op en oevers worden veelal voorzien van hoge beschoeiingen, zodat contact tussen land en water wordt verbroken', zegt Van Poelgeest. 'Vaak speelt bij de keus van de vegetatie die wordt aangeplant onze natuur geen rol. Het groen rond het huis en in de wijk is de plek waar bewoners direct met natuur in aanraking komen en waar zij deze kunnen ervaren.'

De 40 punten

Die gedachten leidden tot de ontwikkeling van een checklist met veertig punten die bij het bouwproces (ontwerp en verbouwing) gebruikt kunnen worden en die een bijdrage geeft aan een groene en klimaatbestendige omgeving. Volgens KNNV moeten ontwikkelaars ten minste twintig van deze maatregelen toepassen in het ontwerp om natuurinclusief te bouwen.

  1. Alle gebouwen hebben groene daken
  2. Ieder appartement heeft een nestkast voor vogels of insecten  
  3. Ieder appartement heeft ten minste 2 m² ingebouwde bloembakken of groeiplaatsen op het balkon 
  4. Er zijn voorzieningen voor vleermuizen in en om het gebouw
  5. Alle muren zijn waar mogelijk bedekt met (klim)planten 
  6. De gevels van de gebouwen hebben nestgelegenheid voor zwaluwen of huismussen 
  7. De biotopen op het terrein zijn ontworpen als natte natuur 
  8. De biotopen op het terrein zijn ontworpen als droge natuur
  9. De biotopen op het terrein zijn ontworpen als semi-natuurlijk 
  10. Er zijn habitats en overwinteringsplaatsen voor amfibieën  
  11. Het hele jaar is er voedsel voor vogels beschikbaar  
  12. Er zijn voorzieningen voor insecten b.v. steenstapel, insectenhotel 
  13. De ontwikkelaars werken samen met ecologische experts 
  14. De vegetatie op het terrein heeft in elk seizoen bloeiende planten
  15. De vegetatie op het terrein is rijk aan nectar en stuifmeel 
  16. Er is een rijke variatie aan voedsel (waardplanten) voor rupsen 
  17. Zorg voor variatie in de beplanting, niet meer dan vijf per soort 
  18. Alle planten hebben één of andere vorm van huishoudelijk gebruik 
  19. Er zijn ten minste twee verschillende fruit- en bessenplanten per 100 m² terrein 
  20. Het hele terrein wordt gebruikt voor de productie voedsel (groenten, fruit, noten) 
  21. Alle bomen en struiken op het terrein dragen vruchten
  22. Er zijn ten minste 50 regionaal inheemse planten in de tuin 
  23. Er is een biotoop voor waterinsecten op het terrein  
  24. Alle niet-verharde oppervlaktes op het terrein hebben een voldoende dikke bodemlaag en kwaliteit om het inrichten van een moestuin mogelijk te maken 25
  25. Het terrein heeft een verschillende tuinkamers 
  26. Het terrein is groen, maar er zijn geen gazons 
  27. De vegetatie op het terrein heeft een bepaalde kleur of vorm als thema  
  28. Een deel van het terrein wordt overgelaten aan natuurlijke successie (natuurlijke ontwikkeling zonder menselijke invloed) 
  29. Afscheidingen worden als haag uitgevoerd met minimaal drie verschillende heesters 
  30. Afscheidingen worden als takkenril uitgevoerd 
  31. Het snoeihout blijft op het terrein b.v. in een takkenril 
  32. Halfverharding is in olivijn uitgevoerd (bindt CO2 ) 
  33. Alle oppervlakten op het terrein zijn water doorlaatbaar 
  34. Per 5 m² verharde oppervlakte is er 1 m² vijver  
  35. Al het hemelwater is van het riool afgekoppeld  
  36. Alle regenwater van de gebouwen en verharde oppervlaktes heeft een tweede gebruik
  37. Grijswater wordt verwerkt op het terrein en hergebruikt 
  38. Het terrein bestaat voor minstens de helft uit water 
  39. Alle bio-afbreekbaar afval van de huishoudens en de tuin wordt gecomposteerd
  40. Enkel gerecycleerde materialen worden op het terrein gebruikt