Als de mens klaarblijkelijk zo in elkaar zit, dan moeten planologen dus geritsel laten ontstaan als ze verandering willen. Geen morele vingertjes over toekomstige problemen, maar mensen nu wrijving laten ervaren. In groeiende en verdichtende steden zoals Amsterdam is dat volop gaande. Er is aarzeling: krijgen we er wel genoeg scholen in? Loopt het verkeer niet vast? Gaan huidige bewoners niet te veel protesteren?
Maar zoals bot het best groeit tegen de verdrukking in, zo excelleren steden ook pas onder druk. Dat was het geval in het Amsterdam van de 17e eeuw, en dat lijkt nu weer te gaan gebeuren. Juist nu komen innovatieve ideeën tot bloei: nieuwe transportvormen, nieuwe sanitatie, nieuwe oplossingen voor afval enzovoorts.
De oude wijsheid zei al dat wrijving glans geeft. Druk op de stad geeft ontwikkelkracht. De uitrol van het populaire, economisch succesvolle Amsterdamse centrummilieu zou niet kunnen plaatsvinden als er geen druk zou zijn. Druk vormt ook aanleiding voor bewoners om met elkaar in overleg te gaan. Het is me jaren geleden al opgevallen dat de meeste bewonersorganisaties zijn ontstaan uit een zorgpunt, uit iets waar een gezamenlijke strijd voor nodig was.
Deze filosofie heeft tal van consequenties voor de dagelijkse planologische praktijk. Zo stimuleert de Amsterdamse wethouder Eric van der Burg geen gezondheid door te wijzen op toekomstige gevaren, maar door de stad zo in te richten dat lopen en trappen handiger worden dan autorijden en liften. Zo moet je geen nieuwe functies tegenhouden uit angst voor problemen, maar vaker juist welkom heten, om daarmee de discussie over normen, duurzaamheid, deelauto’s, metro of pakketbezorging urgenter te maken.
Verkeersplanologen zijn er als geen ander op getraind om wrijving tegen te gaan. Verkeersmodellen zijn gericht op vermijding van files en parkeerproblemen, terwijl congestie juist een teken is van stedelijk succes. Volgens de logica van de meeste verkeersmodellen kunnen dichtbebouwde stadswijken zoals de Jordaan helemaal niet functioneren. De berekeningen zouden er meteen op vastlopen, met dringende adviezen om de stad uit elkaar te trekken. En toch behoren deze hoogstedelijke wijken nu tot de meest geliefde van Nederland. We moeten daarom geen verkeersproblemen oplossen voordat ze zich hebben voorgedaan, maar mensen ze laten ervaren en ze zelf naar alternatieven laten zoeken. Verkeer moet zich aanpassen aan de stad, niet andersom.
Geen wonder dat innovatie minder goed gedijt in moderne, geplande wijken en steden. Er is weinig urgents om je druk over te maken, alles is er wrijvingsloos georganiseerd. Maar een stad waar het niet schipperen is met de ruimte, heeft juist een probleem. Daar wordt uiteindelijk een ander soort wrijving voelbaar: die van de stagnatie, de verveling, het minderwaardigheidscomplex. En dat is waarschijnlijk een gevaarlijker soort wrijving dan welke ontstaat bij groei. De verveling onder jongeren, omdat ze alles saai vinden. De berusting over de slappe huizenmarkt. De verbittering over de aantrekkingskracht van die drukke stad. De verzuchting onder winkeliers: “Hádden we maar een parkeerprobleem!”
Daarom moeten planologen stedelijke druk niet vermijden, maar opvoeren. En dat is niet hetzelfde als roekeloosheid. Geritsel is niet hetzelfde als een ontploffing. Ook bij bot geldt: als de verdrukking te groot wordt, dan groeit het niet, maar breekt het. Maar gezonde, gedoseerde druk geeft de stad de gelegenheid om beter te worden. Opereren op dat evenwicht: dat is waar de ware planoloog voor staat.
Planoloog bij de gemeente Amsterdam